zaterdag, juni 03, 2006

2 juni: Mislukte bust.... LP supercell in zuidwest Nebraska!

We moeten bekennen dat we de laatste vier dagen, sinds de Badlands in South Dakota, aardig wat motivatie verloren hebben dankzij het tegenzittende weer, dan wel onze onmogendheid bij de paar wél goeie buien te komen op het juiste moment. Er is de hele vakantie ook nog geen echte klassieke lentesituatie voorgekomen waarbij alles mooi samenviel (onstabiliteit, triggering, windschering) en de supercells voor het oprapen liggen.
Een dag geleden verzuchtte Bernard "Ohhhww, zoek mijn moraal......" en Harald dreigde zijn hobby te gaan verleggen naar het bouwen van zijn modelboot.

Met nog een paar dagen voor de boeg begonnen wij onze dag in de stad Pueblo, Colorado. We vertrokken laat uit het motel en bereidden ons voor op een bustdag (oftewel, een dag waarop het weer je in de steek laat). Nu was het tijd om onze magen weer wat bij te vullen na dagen slechts terend op een fast-food ontbijt (met uitzondering van de Denny's tijdens de bust van gisteren). We lunchten uitgebreid bij de pizzeria naast het motel. De ober gebruikte niet eens papier om onze bestelling op te schrijven - 4 pizza's met elk 4 verschillende ingrediënten - maar hij onthield het wonderwel perfect!! (zelfs met Harald's wijziging!)

Daarna op naar het noordoosten van de staat Colorado, omdat als er onweer zou ontstaan het dan toch daar zou moeten, met klein verschil berekend door het GFS model tussen LFC en LCL (voor de weinige meteorologen onder onze lezers) en toch respectabele windschering/heliciteit die ook al in de west Nebraska ochtend ballonoplating aanwezig was, en onstabiliteit met hoge wolkenbasis in de oplating van Denver. Maar eigenlijk verwachtten we er maar bitter weinig van en hoopten op tenminste een aardige dust devil (stofhoos). Ook het Storm Prediction Center achtte het geen risk area waardig.

Het idee van een dust devil chase was aardig bedacht, maar met Oscar achter het stuur maakten we kennis met de 4-lane avondspits in en rond de grote stad Denver, die al rond 15:00 begon. Daarmee is het beste tijdstip voor dust devils wel voorbij, al zagen we er nota bene wel één vanuit de auto in het stedelijk gebied voor Denver.

We namen de I-76 naar het noordoosten en tankten bij en maakten een rustpauze in Wiggins. Daar vonden we ook nog even wireless internet, en zagen dat New Mexico toevallig nu wél zware buien had. Nouja. Ook in het noorden van Nebraska zat een hele fraaie supercell, maar dat was veel te ver. Met wat geluk zou er een volgens de Storm Prediction Center nog wel een onweerssysteem kunnen ontstaan in ons gebied. We geloofden er niet veel van, want tot nu toe zagen we slechts een soort cumulus mediocris incus (officieel onmogelijke benaming!) met een basis op 3 kilometer en een top op hooguit 5 kilometer hoogte, zonder ontwikkeling.

Echter, onze weg vervolgend naar het noordoosten begon in de verte zich een duidelijk beter verticaal ontwikkelde wolk zich af te tekenen met een behoorlijk aambeeld. Ons doel voor vandaag was daarmee geboren. Misschien zou het toch nog wat aardigs worden.
We werden ingehaald door een auto met verdacht veel antennes op het dak, een karakteristiek van een storm chaser.
Een half uur later, rond 19:30 CDT stond er langs de kant van de snelweg een truck met Doppler on Wheels geparkeerd (onderzoeksradar), met ook de Tornado Intercept Vehicle, een gepantserd merkwaardig voertuig gebouwd om dicht bij tornado's te kunnen komen. Het leek erop dat ze even een film shoot hadden voor een documentaire. Wij stopten hier niet, want we wilden nu wel eens even een goeie onweersbui zien voor zonsondergang, die precies op onze koers lag.

Harald vond een geschikte ram-koers uit, we verlieten bij een afslag naar Chappell, Nebraska de I-76 en vervolgenden onze weg over kleinere wegen, richting Oshkosh. Over een mooie brede zandweg kwamen we na een tijdje pal voor de bui uit. Het aambeeld was een enorme cirkelvormige plak en de updraft toren (met bloemkoolstructuren) leek nogal klein, maar er zat wel een merkwaardige, ietwat plat uitziende voet aan die Oscar deed vermoeden dat hier niet alleen om thermodynamische stijging in de updraft ging, maar ook dynamische lift veroorzaakt door de effecten van sterke vertikale windschering...

Om 20:30 CDT zetten we de auto stil op een landweggetje in the middle of nowhere, een perfecte plaats en dicht bij de bui. Bernard had liggen slapen in de auto en werd net wakker, nog niet erg erin gelovend... de pijnlijke wonden van de busts van afgelopen dagen waren immers nog vers, en we hadden inmiddels een reputatie alleen buiensterfte te veroorzaken door onze aanwezigheid.

Deze indruk veranderde wel heel erg snel toen we goed en wel in het landschap stonden.... wat was hier aan de hand?! Deze kleine cumulustoren bleek voor onze ogen gewoon bizar te borrelen en zelfs te roteren, zo snel als de aswolk van een vulkaan. We konden onze ogen niet geloven! Dit leek wel een LP supercell (van "low precipitation", het type roterende cel waarbij de hele toren zichbaar is in plaats van grotendeels verborgen te zijn door neerslag uit het aambeeld)!





Harald begon zijn timelapse op te stellen en de anderen klikten ondertussen ook veel foto's. Met slechts een paar seconden tijd tussen de foto's was er al een zee van verschil tussen de beelden, niet verwonderlijk omdat alle beweging al zeer duidelijk zichtbaar was door ernaar te kijken - een onbeschrijfelijke gewaarwording!





Ondertussen waren er van tijd tot tijd wat bliksems rechts van ons, waar neerslagbuidels uit het aambeeld neerdaalden. In de verte was de andere, grotere supercell ook zichtbaar.
Naarmate de zon verder zakte kleurde de roterende updraft toren roze en oranje, een fantastische show. Het was inmiddels wel duidelijk dat deze bui onze 'bust' dag totaal veranderd heeft in een waanzinnig schouwspel, en onze moraal in één keer weer op peil geraakt is.





Na zonsondergang veranderde de ronde basis in een gladde wallcloud, waar de stabiele lucht uit de afgekoelde grenslaag roterend de bui ingezogen werd.




Tijdens het fotograferen en terug in de auto bekropen enkele grote zwarte of bruine torren ons, en wat motten, tot groot ongenoegen/paniek van Ben. Ze bleken echter vrij onschuldig en alleen in lampen geïnteresseerd :-)

De duisternis viel in en na nog wat bliksemfotografie-pogingen (niet veel kanalen zichtbaar, wel veel oplichtingen in de wolk) zijn we over dezelfde zandweg weer terug gereden naar Chappell, waar we de data gingen downloaden (radar, satelliet, model) via het draadloos internet. Na een half uur kwam er een ruige man uit het huis waar we tegenover stonden. Hij was verre van vriendelijk, we konden maar beter opzouten want anders stuurde hij de sheriff op ons af. Hij was niet geïnteresseerd in om te horen wat we aan het doen waren. We zijn dus maar weggereden. Na een stuk snelweg naar het oosten zijn we in de stad North Platte neergestreken in een motel waarvan de man om onbekende redenen ook al niet vriendelijk tegen ons kon zijn (o.a. "write down your address on this paper so I can put the shit in the computer"). Maar dit mocht de pret van deze dag niet drukken.
We hebben deze dag ongeveer 420 mijl gereden.

vrijdag, juni 02, 2006

1 juni: bust in noordoost New Mexico

De verwachtingen voor vandaag waren hoog gespannen na onze serie bijna-mislukte chases van de afgelopen dagen. SPC sprak vandaag zelfs van kansen op LP supercells in noordoost New Mexico / zuidoost Colorado.

We hadden mooie hotelkamers! We hadden zelfs een tafel erin met twee stoelen, dat was toch wel erg luxe vergeleken bij de commode-achtige kastjes die in de meeste goedkope motelkamers staan. Ook was er snel draadloos internet. De douche deed het zelfs. Maar ik drijf af.

We vertrokken zoals gewoonlijk weer laat, maar dat was dit keer niet erg want convectie zou pas in de namiddag ontstaan en we waren al in de buurt van ons chaseterrein.

We reden van Boise City naar Clayton (NM) en misten daar de afrit naar de weg richting Raton, zodat we uitkwamen in Springer, dat ongeveer 40 mijl verder zuid lag. We wilden naar Trinidad, want we dachten dat daar de buien zouden ontstaan.

Er ontstond vooralsnog niet veel, dus gingen we maar een fel begeerde lunch eten bij de Denny's in Raton. Het was zo ongeveer een week geleden dat we überhaubt een maaltijd in een restaurant hadden gegeten, dus dat ging er goed in, zelfs van de Denny's.

Na onze lunch was er serieuzere convectie aan het ontstaan en reden we richting Trinidad. We namen toen een zijweg naar het westen om te pogen een mooi uitziende bui te volgen; deze bui had een mooie steile updrafttoren aan de zijflank. Helaas konden we er door het beperkte wegennet niet goed bij in de buurt komen.

Om een lang verhaal kort te maken, het werd een bust. De lucht groeide dicht met aambeeldmateriaal van dode buien, de convectie ging min of meer dood, en verder gebeurde er niets meer. Het enige dat nog wel de moeite waard was waren mooie tegenzonnestralen (mooier dan de ene in Iowa), en de zonsondergang een beetje.




We zijn doorgereden naar Pueblo (CO) zodat we hopelijk morgen dichter bij buien zitten, hoewel de prognose er niet bepaald gunstig uitziet.

31 mei: bijna-mislukte chase in zuidoost Colorado

Vandaag begonnen we de dag in Tucumcari (NM). De weermodellen gaven aan dat zuidoost Colorado de meeste kansen had op onweer, dus vertrokken we (om half een 's middags) vanuit Tucumcari naar het noorden, richting Springfield in Colorado. Harald reed vandaag.

Onderweg naar Springfield waren er reeds buien aan het ontstaan, ten noordwesten van ons. Deze buien bevonden zich op de grens tussen New Mexico en Colorado, waar geen verharde wegen liepen, dus we besloten via Springfield naar het westen te rijden (richting Trinidad).

De lucht hing vol met cumulus mediocris, dus een goed uitzicht op de buien hadden we niet.

In Clayton (NM) checkten we de weerradar online, en zagen nog twee sterkere buien nabij Trinidad die bijna niet bewogen, maar wel tekenen van flinke windschering vertoonden. Misschien waren dit wel supercellen! De buien die wij ten noordwesten van ons zagen hangen waren ook redelijk sterk, maar kleiner.

We gingen verder, via Boise City in Oklahoma richting Springfield. Daar aangekomen namen we weg 160 naar het westen. Deze route kostte echter flink wat tijd en tegen de tijd dat we redelijk naar het westen waren opgeschoten was de hele buiensituatie natuurlijk veranderd. We konden hier geen internet gebruiken dus probeerden we door naar de lucht te kijken na te gaan welke bui welke op de weerradar was geweest.



We reden midden door zware regenval heen, er zat ook wat kleine hagel in. We dachten dat de supercel-achtige bui die we op de radar hadden gezien nabij Trinidad, achter deze bui zou zitten. Maar toen we erdoorheen kwamen, was ten westen daarvan niet veel meer te zien! We kwamen tot de conclusie dat de bui was gaan bewegen en samengegroeid was met het kleine complex waar we net doorheen gereden waren.

Na wat nadenken besloten we weer terug te rijden. We zaten in niemandsland, zonder grote steden in de buurt. Zelfs Haralds mobiele telefoon had geen verbinding, dus we konden ook niet mobiel inbellen om een radarbeeld te bekijken.

De lucht was nu vrijwel geheel bewolkt met buienrestanten en nieuwe cellen. Ten noorden van ons, heel ver weg, zagen we nog andere buien. Ten oosten en boven ons ontstonden af en toe wat nieuwe cellen.

In het plaatsje Pritchett vonden we zowaar draadloos internet, en daar bleek dat alle cellen nu samengegroeid waren tot een groot complex. We wisten niet goed wat we moesten doen. We stonden voor een woonhuis geparkeerd en we merkten dat er iemand voor het raam ons stond gade te slaan, dus besloten we te vertrekken.

Ondertussen was boven ons hoofd een nieuwe bui ontstaan, die regen en onweer gaf.

Ten westen van ons strekte het aambeeld van het complex boven ons zich uit, maar nabij de horizon was een smalle streep heldere lucht. We besloten een mooie oude schuur of windmolen ergens in het landschap op te zoeken en een regenboog af te wachten wanneer de zon onder het aambeeld door zou gaan schijnen.

We reden zodoende weer verder naar het oosten, maar konden niet echt een geschikte plaats vinden. We waren vlakbij Springfield, we moesten tanken en hadden ook honger, dus besloten we even die stad in te rijden.

Na het tanken en eten kwam eindelijk de zon onder het aambeeld door schijnen. Het was inmiddels opgehouden met regenen, maar we zagen toch een flauwe regenboog ten oosten van ons.

De regenboog werd snel sterker, totdat na een minuut of twee de boog prachtig mooi was, dubbel, zeer fel, tegen een donkere achtergrond. De stad uit!

We raceten de stad uit, naar het zuiden op weg 287. Een mijl of 5 buiten de stad stopten we. Hoewel het landschap nogal saai was (alleen maar gras, zonder enig obstakel ter compositie van de foto) stopten we maar voordat de regenboog weer minder mooi zou worden.





We waren gestopt, en de regenboog was prachtig mooi. De boog was volledig halfrond, de bijregenboog was zichtbaar, en een paar overtallige bogen binnen de hoofdregenboog. De lucht was donker en de voorgrond (dor gras) werd belicht door de zon. Af en toe was bliksem in en bij de regenboog te zien.

De boog verdween na een minuut of 10 omdat de zon achter een verre bui zakte. Daarna werd de boog weer langzaam zichtbaar, tot deze voor de tweede maal weer helemaal compleet was, en steeds roder kleurde omdat de zon aan het ondergaan was. We fotografeerden wat af!





De wolken in de richting van de zon kleurden ook mooi. Ondertussen stak er een behoorlijke outflow wind op zodat we moesten uitkijken dat we niet gemarteld werden door rondtollende tumbleweeds.






Toen de show afgelopen was, besloten we bliksem te gaan fotograferen. Er waren twee nabije cellen actief, beide onderdeel van het MCS waar wij ons nu aan de achterkant van bevonden.

We reden terug naar Springfield, en sloegen daar af op de 160 richting het oosten. We reden een mijl of 10 door totdat we dichtbij een van de cellen waren gekomen.

We fotografeerden eerst de meest veelbelovende bliksemhaard, maar die stopte met prachtige wolk-aarde ontladingen produceren op het moment dat de camerasluiters geopend werden. Dit hadden we reeds verwacht dus we bleven er laconiek onder en besloten de andere cel (ten noordoosten van ons) te gaan fotograferen. Deze lichtte maar af en toe op, en er waren ook geen wolk-aarde ontladingen, hoewel het steeds actiever werd. Deze cel was ook wat meer geisoleerd dan de andere bliksemhaard, dus deze was fotogenieker.

Fotograferen van de cel ten noordoosten kon niet goed op de plaats waar we stonden, en bovendien was de cel wat ver weg, dus reden we verder naar het oosten. We stopten in de buurt van een boerderij, die een mooie voorgrond bleek voor de bliksem.

We parkeerden de bus in het gras naast de weg om geen obstakel voor het verkeer te zijn. We stapten uit, en merkten onmiddellijk dat we best ver de berm in moesten lopen om onder een hoogpspanningsmast door te kunnen fotograferen. We merkten ook dat tussen de bus en de fotografieplaats een spoor liep, dus we moesten de rails (na goed kijken!) oversteken. De rails zagen er oud en slecht onderhouden uit, en vermoedelijk had er in geen tijden een trein over gereden.

We fotografeerden de bui, en er kwamen zowaar wat wolk-aarde bliksems uit. Ze waren wel spaarzaam en stopten ook op een gegeven moment; de bui activeerde met ontladingen binnenin de wolk en we werden fotografie snel zat.





Inmiddels ontdekten we dat heel in de verte toch een trein aan kwam rijden, want we zagen een fel licht ten westen van ons op het spoor.

Op dit punt hielden we de bui maar voor gezien en gingen wat gekheid maken door elkaar met flits te fotograferen. Harald had ook het plan opgevat om zijn Nikon met een groothoeklens op een biels op de rails te leggen en een tijdopname te maken van de trein die daar dan overheen zou rijden (zonder de camera te raken natuurlijk). Aldus legde hij zijn camera tussen de rails op een biels, met 20mm lens, opende de sluiter en wachtte af.

De trein kwam heel langzaam dichterbij. We hoorden vrij weinig en op een gegeven moment merkten we dat wat het ook was dat over de rails kwam aanrijden, in ieder geval geen trein was! Harald nam zijn camera van het spoor af, voor het geval het voertuig iets gevaarlijks voor de camera zou zijn - het onkruid tussen de bielsen schoonmaken ofzo zodat de camera geplet zou worden.

Het bleek een pickup-truck te zijn die uitgerust was met wielen voor de rails, met een wagon erachter met daarop een soort tank. Hij reed met ongeveer 40 km/u langs ons.

Daarna hielden we het voor gezien en pakten alles in de bus. We plaagden elkaar in de bus nog wat door elkaar te fotograferen. Daarna wilden we de berm uitrijden.

Harald had de pook nog niet in D(rive) gezet of er reed een pickup truck op de weg langs, die achter ons stopte, omkeerde en vlak achter ons ging staan. Dat was zeker iemand die bezorgd was dat we vastzaten in de modder? We wachtten een halve minuut, maar er stapte niemand uit de pickup truck. We besloten maar weg te rijden zodat de man kon zien dat we geen problemen hadden. Harald opende zijn raam, zwaaide en we reden weg.

De pickup truck kwam ons achterna, hoewel pas later, dus er zat wel een aantal honderd meter tussen ons en hem.

We reden een mijl of 10 terug naar de kruising van de 160 en 287, en sloegen daar naar het noorden af richting Springfield.

De man volgde ons, volgens Bernard die het net kon zien in de verte.

We begonnen ons af te vragen waar deze schijnbare achtervolging goed voor was. Sommigen opperden voor de grap om te keren om te zien of de man ons zou volgen.

Enigszins verbaasd waren de anderen toen Harald de koe bij de horens vatte en inderdaad een U-turn maakte op de weg. We reden terug en passeerden de pickup-truck na een seconde of vijf.

De pickup reed aanvankelijk door, maar stopte toen en begon ons weer te achtervolgen.

We kregen haast de slappe lach, dus we maakten opnieuw een U-turn zodat we nogmaals richting Springfield reden. We passeerden de man opnieuw, en deze maakte vervolgens ook een tweede U-turn.

We waren nu zat van het lachen. We reden Springfield in en besloten de man te proberen af te schudden. We sloegen rechtsaf een woonwijk in.

Net na die afslag sloegen we weer naar links af. We kwamen toen bij een kruising met een andere afslag van de hoofdweg.

Omdat de man niet vlak achter ons reed wist hij niet waar we waren afgeslagen, en het toeval wilde dat hij juist afsloeg op de weg waarvoor wij bij het stopbord stonden te wachten. Zodra we hem zagen aankomen van links, sloegen wij linksaf en passeerden de man dus. Deze stopte, en probeerde te keren op de smalle weg, terwijl wij weer rechtsaf sloegen de hoofdweg op, Springfield verder in.

Voordat de man terug op de hoofdweg was sloegen wij opnieuw rechts af, en sloegen toen nogmaals een paar maal af zodat de man echt geen idee meer zou hebben waar we heen gegaan waren. We zaten inmiddels wel in een ghetto, maar gelukkig hadden we GPS navigatie.

We hadden aanvankelijk het idee opgevat om in Springfield te slapen. Maar langzaam waren we tot de conclusie gekomen dat de man in de pickup-truck wel eens officieel zou kunnen zijn, en gebeld was door de auto die op de rails langs ons was gekomen. De Amerikanen zijn tegenwoordig nou eenmaal panisch voor terroristisch-ogende activiteiten. We dachten dat de man wel ons nummerbord genoteerd had, en hij zou de politie maar hoeven bellen om ons terug te vinden. Wij hadden niets te verbergen, maar we verdoen liever geen tijd op het politiebureau om uit te leggen dat we aan het bliksemfotograferen waren.

We besloten dus om maar naar Boise City te rijden dat ongeveer 50 mijl zuid van Springfield ligt, in de Oklahoma Panhandle. We zijn via achteraf-weggetjes en modderpaden weer terug naar de 287 gereden en zuid afgeslagen, en hebben de pickup-truck niet meer gezien. We arriveerden rond 1 uur 's morgens.

De chase van vandaag was ca. 450 mijl lang.

30 mei: frustrerende "chase" in Kansas en Oklahoma

We hadden in Topeka (KS) overnacht. Vandaag lag er een stationair front van de Texas/Oklahoma Panhandle naar het noordoosten. De meeste windschering zou in zuidwest Kansas zitten. We zouden dus een eind moeten rijden.

Oscar reed vandaag. We vertrokken rond het middaguur uit Topeka (weer te laat!) en na een paar navigatieblunders van Harald kwamen we dan echt op de I-70 naar het westen terecht.

Veel "cap" was er niet, wat tot gevolg had dat het binnen de kortste keren vol hing met buien, sommigen ook zwaar. Maar wat moesten we dan doen - deze buien gaan chasen, of het gebied opzoeken dat meer kans op supercells had? We besloten het laatste te doen, want de buien in midden-Kansas waar we toen langsreden zagen er vrij rommelig uit. We waren toen nabij het plaatsje Salina.

We reden naar het zuiden over de I-135 richting McPherson, waar eerder een severe-thunderstorm warning voor was geweest. We zagen de bui al lang hangen, letterlijk, maar erg fotogeniek was deze niet. We sloegen af op weg 56 richting het westen.

We hadden op de radarbeelden al gezien dat in west-Oklahoma een gigantisch mooie stationaire supercel hing, en die wilden we wel opzoeken, hoewel we wel pas tegen donker zouden aankomen.

Net voor Dodge City sloegen we af op de 283, die ons (helaas) recht door de kern van de supercel zou brengen. Inmiddels hadden we een stralend blauwe hemel boven ons, want we zaten achter het front, en we vroegen ons af waar we nou mee bezig waren, door alle buien uit te rijden en waarschijnlijk niet voor donker bij een mooie bui te arriveren. Maar we gingen verder.


Toen we uiteindelijk tegen schemering bij de supercel aankwamen, of wat ervan over was, reden we harde regen en bliksem in en moesten we wat langzamer rijden. Het werd donker, en het bleek dat van de supercel helemaal niets meer over was, behalve een soort MCS-soep. We hadden hier niets meer aan, dus we reden maar door tot de I-40.

De volgende dag zouden we in west-Texas of noordoost New Mexico moeten zijn, dus we reden maar alvast wat door om de volgende dag minder te hoeven rijden.

Het werd erg laat; de meesten van ons sliepen, terwijl Oscar zichtzelf wakker hield met luid geluid dat klonk als Industrial Techno muziek. Bij Amarillo werden we even wakker en Oscar wilde wel iets verder doorrijden. We arriveerden diep in de nacht in Tucumcari (NM), met 731 mijl op de dagteller.

29 mei: bust in Iowa

We waren in Winner (SD) en zouden naar Kansas moeten rijden omdat daar de volgende dag goede onweerskansen waren. Het plan was om gewoon zuid te rijden, maar Oscar en Harald vonden dat omdat er toch een front lag niet ver zuidoost van ons, we wel naar het zuidoosten konden rijden om misschien kans te hebben ook vandaag spectaculaire buien te zien. Iowa had namelijk goede kansen om een geschikt soort noodweer te krijgen.

Voor het wegrijden merkten we op dat onze auto een nieuwe look had gekregen door de hagelinslagen op de vuile laag:



Bernard reed, en om de een of andere reden kostte het ons een goed deel van de dag om alleen maar Iowa te bereiken - we kwamen daar pas in de middag aan. Door Iowa heen rijdend waren de verwachtingen hoog gespannen, maar die werden lager en lager naarmate de dag vorderde, totdat bij zonsondergang de hoop op zwaar weer wel vervlogen was. We fotografeerden wat tegenzonnestralen en roodkleurende oplossende cumulus voor de zon.






Met weerlicht aan de horizon zijn we doorgereden tot Topeka (KS), doodmoe van deze vruchteloze detour door Iowa. We hadden beter meteen naar Kansas kunnen rijden, want daar was ook mooi onweer geweest.
In Topeka kregen we bij het motel nog een kleine tractatie op een paar dichtbije blikseminslagen uit een doodgaande cel, maar de omgeving was alles behalve fotogeniek....




Vandaag hebben we 625 mijl gereden, waarvan een significant deel voor tegenzonnestralen.

dinsdag, mei 30, 2006

28 mei: hagelavontuur in South Dakota

Op weg naar het chasegebied

De dag begon in het plaatsje Winner (SD). We hadden voor de verandering een motel met wireless internet dus konden we goed de weersverwachting maken. Alles zag er goed uit, maar het vervelende was dat we niet echt konden uitmaken wat de buien zou triggeren. De buien zouden waarschijnlijk wel ontstaan, maar zonder een duidelijke trigger zoals een front, dryline, convergentielijn of lagedrukgebied was het moeilijk om een plaats aan te wijzen waar initiatie van buien zou plaatsvinden. Waar moet je dan heen?

Harald was bestuurder van de dag. We reden van Winner via weg 183 naar het noorden totdat we bij de I-90 aankwamen en in de plaats Presho tankten. Na een misselijkmakend ontbijt bestaande uit tankstation-burgers, kiponderdelen, en andere ingredienten die we niet willen weten, reden we maar een beetje naar het westen op de I-90. We hadden niet echt een idee waar we heen zouden gaan.

Rijdend op de I-90 ontdekten we dat het Badlands National Park niet zo ver naar het westen was en dat we daar best heen zouden kunnen voordat de buien zouden ontstaan. Bovendien, zonder duidelijke synoptische trigger voor buien zouden deze wel eens boven de Black Mountains in het zuidwesten van South Dakota kunnen ontstaan, en dat was dichtbij het park.

We stopten bij een ghost town, maar die viel tegen want er woonden nog mensen - of eigentijdse spoken - er stonden her en der nieuwe auto's geparkeerd.

De ontmoeting in Murdo

In de plaats Murdo stopten we en parkeerden bij een Super 8 motel om gebruik te maken van draadloos internet. We checkten de analysekaarten, satellietfoto's, radar en dergelijke, om te zien of er al convectie was ontstaan. Behalve wat cirrus zagen we geheel niets in het zwerk.

We checkten ook het stormtrack forum waar chasers discussieren, om eventueel daarvan iets te leren. Laat het stomme toeval nu zijn dat daar net een chaser - Verne Carlson - op gepost had, vanuit... de parkeerplaats van de Super 8 in Murdo, SD. !?! - om ons heen kijkend over de lege parkeerplaats, zagen we vrijwel meteen een ietwat verdekt opgestelde personenwagen aan de rand van de parkeerplaats. We reden er even heen, en al voordat we naast de auto gestopt waren grijnsde en zwaaide de man naar ons. We stapten uit, stelden onszelf aan hem en zijn zoon voor, en we hadden een leuke en interessante discussie, die ook bijzonder welkom was. Hij dacht ook dat de buien in het zuidwesten zouden kunnen ontstaan, en wellicht pas na zessen, dus dat gaf ons extra hoop dat we in het goede gebied waren.

Aankomst in de Badlands

Na deze ontmoeting vertrokken we weer en reden naar de Badlands. We kwamen daar rond vier uur 's middags aan. Het park was erg mooi - steile heuvels en pieken die bestaan uit een soort zandsteen en modder, met vele kleuringen. We waren onder de indruk, en blij dat we deze uitstap hadden gemaakt.



Ten westen van ons was al geruime tijd wat cumulus aan het groeien en weer oplossen, dus we hielden dat ondertussen in de gaten. De cumulus werd wel groter maar het schoot niet erg op.



We reden door een groot deel van het park heen met het doel dan te weten welke plaatsen het meeste de moeite waard zouden zijn om bij te stoppen en te fotograferen. Na een mijl of 10 door het park te hebben gereden keerden we om en hielden onze eerste fotografiesessie bij een uitzichtpunt.



We ontdekten een grote cumulus congestus aan de horizon in het zuiden, die goed op weg was om een bui te worden.



We reden weer verder, naar het volgende punt. Inmiddels was de cumulus nu echt een bui geworden; de top was verijsd en er groeide een soort flanking line aan. De cumulus in het westen was niet noemenswaardig groter geworden.

We reden naar een ander uitzichtspunt. Hier was een soort kunsthouten dek gebouwd waar je over uit kon kijken naar een mooi deel van de Badlands. Het leek vanaf hier een soort mini-canyon, alleen niet van rotsen maar van opgedroogde modder.



Je kon ook van het houten dek aflopen en ervoor gaan staan, zodat je echt aan de rand stond. We deden dit dan ook, want dan kun je groothoeklenzen gebruiken zonder dat je platgetrapte aarde en een houten railing voor je in beeld hebt.

Het lensfiasco van Harald

Nu maak ik (Harald) het verhaal persoonlijk om wat kleurrijker uit de doeken te doen wat er vervolgens gebeurde. Bernard en Ben waren inmiddels van de rand voor het houten dek weggelopen; Oscar stond een meter of honderd verder te fotograferen. Ik stond aan die rand, zoals gebruikelijk met mijn fotografiekoffer naast me op de grond en de camera op statief, om goed scherpe foto's te krijgen. Ik gebruikte een groot aantal verschillende lenzen, varierend van 20mm (groothoek) tot 180mm (telelens).

De afgrond was helemaal niet eng om bij te staan, hoewel erg steil; je zou er niet tegenop kunnen klimmen, want de opgedroogde modder was daarvoor te los.

Mijn trouwe Nikon Nikkor 28mm/2.8 lens die ik vaak gebruik voor weerfotografie, moest van de camera af want ik wilde telelensopnamen maken van bergen in de verte. De lens glipte uit mijn hand; na een ijzingwekkende korte stilte hoorde ik een plof. Hij lag NET op de rand van de afgrond!

Mijn hersenen maakten aanstalten mijn handen daarheen te bewegen om hem snel te pakken, maar het mocht niet baten. De lens rolde heel langzaam over de rand. Daar ging hij naar beneden, stuiterend over de modder de afgrond in, een meter of 40 diep. Met een paar droge klappen en stofwolken verdween hij in een stuk gras dat beneden in de modder probeerde te groeien, en wie weet hoever de lens daarna nog naar beneden rolde, want dat kon ik niet meer zien.

Op zo'n moment ben je eerst stil, daarna ga je jezelf inwendig en uitwendig vervloeken. Vervolgens denk je aan hoe duur hij was, en daarna hoeveel je deze lens de rest van de vakantie zult moeten missen. De lens ophalen was zo te zien onmogelijk ook al zou hij terug te vinden zijn - er was nergens een geschikte plaats om de afgrond af te dalen zonder gelijk uit te glijden en - het voorbeeld van de lens volgend - tientallen meters naar beneden te rollen.

Ondertussen was ik ook blij dat het niet mijn Hasselblad was geweest.

Na wat nadenken kwam ik tot de conclusie niet zonder meer de arme lens aan zijn lot over te laten, en tenminste een poging te wagen om hem op te halen, hoe onmogelijk het ook leek. Na de rest van het chaseteam te hebben opgebiecht over mijn stommiteit, pakte ik mijn gps, trok mijn sportschoenen aan, en liep terug naar de plaats des onheils om een waypoint te maken. Vervolgens ging ik een plaats zoeken om af te dalen.

Die plaats vond ik na enige tijd. Daar was de helling "maar" zo'n 30 a 40 graden steil (!). Als een spin maar dan op vier poten ging ik half glijdend, half kruipend naar beneden. Ik probeerde mij niet teveel zorgen te maken over hoe ik weer naar boven zou komen, en of de diepe gaten in de modder waar ik af en toe inzakte slangen en dergelijke zouden bevatten. Ik had ook een oorontsteking, die mijn conditie niet ten goede kwam.

Het kostte een minuut of 10 voordat ik de plaats had bereikt waar de lens was gevallen. Na enig zoeken vond ik hem zowaar. Gelukkig was hij niet in een van de vele diepe gaten in de modder gevallen. Ik ben toen langs dezelfde weg teruggegaan; dat kostte nog een minuut of 15. De klimpartij terug die helling op was behoorlijk zwaar en uitputtend. Ik kwam volledig uitgeteld weer boven bij de rand, terwijl de anderen mijn geploeter fotografeerden. Na een schoonmaakbeurt zag de lens er weer uit zoals eerst; vreemd genoeg is het glas helemaal niet gekrast.

De squall

Harald ging weer achter het stuur, doodmoe, vol met schrammen, en druipend van het zweet. We reden weer verder. De bui ten zuiden van ons leek nergens meer op, behalve wat cirrus spissatus. We gingen weer op een ander punt de Badlands fotograferen.





De zon stond al laag, en het licht was mooi. We merkten ineens een donkere band bewolking aan de westelijke horizon op, waar de zon bijna achter verdween. Ah, DAAR was het echte werk! Een voltallige squallijn racete onze kant op, zich uitstrekkend van zuid naar noord!




We fotografeerden nog wat, en reden iets verder om een mooi uitzicht op de squall te hebben, waar inmiddels bliksems in te zien waren, en ook een vage shelfcloud (wolkenkraag).







We gingen staan bij een mooi uitzicht op het westen. Het was daar dat we de mooiste foto's van vandaag maakten. Een prachtig mooi gevormde shelfcloud met daarvoor wat turbulente bewolking bij het aambeeld werd continu door bliksemontladingen opgelicht. De lijn kwam wel met behoorlijke snelheid op ons af, en het duurde niet lang voordat we ons middenin een bliksemse boel bevonden met felle flitsen overal om ons heen. De bus in!








Nu telde nog maar een ding, en dat was te proberen de squall voor te blijven. Nu is dat altijd zeer lastig te doen, want een squall beweegt zich sneller dan de stroming - het is een zichzelf voortplaatsende golf van updraft gevolgd door downdraft. Het duurde dan ook maar enkele minuten voordat we door krachtige windstoten en striemende regen overvallen werden. We waren nog op het kronkelige 35mph weggetje in het national park, dus we schoten niet erg op.

Een minuut of 10 later kwamen we wel op de I-90 interstate aan, en konden recht naar het oosten rijden met 75 mph. Dat was wel lastig, want de regen maakte het zicht vaak erg slecht en er waren af en toe zware windstoten.

De hagel

Na een minuut of 10 ploeteren door de downdraft van de squall kondigde de hagel zich aan met scherpe tikken op het dak van de auto. Het waren kleine stenen, gelukkig.

Uhmm, de stenen werden wel iets groter.

Van het een op het andere moment veranderde de snelweg in een hel van tot 2 cm grote hagelstenen die met oorverdovend lawaai op het wegdek en de auto donderden. Elkaar verstaan werd zelfs met schreeuwen onmogelijk. We deden de zonnekappen boven de voorruit maar naar beneden om minder kans op rondvliegend glas te hebben mocht de voorruit het begeven.

Harald tuurde met verbeten gezicht door de voorruit terwijl Oscar hem in zijn ontstoken oor schreeuwde te stoppen. Na 4 pogingen verstond Harald het, en we stopten dus maar, rijden was toch vrijwel onmogelijk.

De antenne (met magnetische voet) voor het draadloos internet werd door de hagel van het dak van de bus afgeslagen, maar we merkten pas veel later dat hij aan de zijkant van de auto bungelde.

Gelukkig werd de hagel niet groter. Evensnel als dat we de hagelcore in waren gereden, hield de hagel weer op, en konden we verder rijden. Ondertussen regende het nog steeds keihard, en rijden was zeer moeilijk.

We kregen welgeteld 4 van die hagelavonturen, en moesten ook op een gegeven moment over een stuk snelweg rijden waar reeds hagel gevallen was - tot een laag van 5 cm dik, waar we heel langzaam overheen moesten rijden om niet uit te glijden. Het was trouwens ook niet te zien waar de kanten van de snelweg waren.

De squall uit

Het was pas na een mijl of 70 rijden dat we eindelijk de squall aan de voorkant uitreden. We konden bij het plaatsje Presho weer afslaan op de 183 zuid, en stelden onszelf op om weer bliksem te fotograferen.

Met ijzingwekkende snelheid kwam de squall weer op ons af, en je kon er de krant bij lezen. Het systeem lichtte aan een stuk door op zonder onderbrekingen. Harald's timelapse liet later zien dat een soort van roterende rolwolk aan het aardoppervlak voor de squall uit kwam rollen.



Bliksem fotograferen was vrijwel onmogelijk, want alles was binnenin de buienwolken. Er waren slechts enkele kleine wolk-aarde ontladingen onder een soort uitzakking van de shelfcloud, in de verte.

Daar kwam de squall weer aan. Het gustfront greep ons zonder veel aankondiging; Harald's statief met zijn D100 die de timelapse maakte, smakte tegen het asfalt, en zijn andere statief met filmcamera viel ook om. Gelukkig had niemand van ons schade. We werden gezandstraald en bijna omver geblazen. Gelukkig hadden we de bus van te voren alvast richting de squall geparkeerd.

We reden weer terug naar het noorden om onder het viaduct van de interstate te gaan staan om de hagel weer op te wachten, maar daar aangekomen veranderden we van gedachten en reden weer terug naar het zuiden om de bui mogelijkerwijs van de zuidkant te fotograferen.

De squall reikte net zover zuid tot het punt waar wij net reden, en het systeem schampte ons. We reden door tot het plaatsje Winner, waar we gisteren reeds overnacht hadden. Dit keer kregen we riantere kamers voor dezelfde prijs.

Oscar en Harald trokken er hierna nog op uit om sprites boven de squall te zien, die inmiddels wel 100 km ten noord-noordoosten van ons was, maar lage bewolking belette een goed uitzicht.

De totale chase van vandaag was 334 mijl.