dinsdag, juni 06, 2006

5 juni: van Vernon naar Dallas (TX)

De moraal die wij kortstondig hadden opgedaan met de LP supercel op 2 juni was inmiddels weer ver te zoeken, maargoed... we vertrekken toch bijna. Morgen (6 juni) vertrekken we weer naar onze diverse bestemmingen.

In Vernon hebben wij gebrunched bij de Subway. Daar hing trouwens wel mooie altocumulus castellanus, maar we hadden geen flauw idee waar en of onweer verwacht werd, want we moesten vandaag naar Dallas rijden en hadden niet veel tijd voor een uitgebreide chase.

We zijn tussen Vernon en Electra nog even van snelweg 287 afgegaan om stofhozen gade te slaan op stoffige akkers. We zagen er wel een paar, maar helaas waaide het een beetje hard voor stofhozen.

We zijn vervolgens verder gereden naar Dallas, waar we rond 18u arriveerden. We hebben in Dallas de auto gewassen en een laatste avondmaal gehad.

Uiteraard is vandaag een flinke uitbarsting van zwaar onweer geweest in onder meer Nebraska en Kansas; SPC had voor vandaag zelfs een moderate risk.

4 juni: de zoveelste bust, in Kansas/Oklahoma

We gaan maar niet teveel woorden vuil maken aan vandaag, want we hadden geen succes met buien. Bernard reed. We zouden aanvankelijk van Goodland naar het zuidoosten rijden, om zo de verwachte convectie te onderscheppen. We zouden ook niet ver hoeven rijden om convectie te gaan zien.

Helaas mocht het niet baten, we zagen niets. SPC wist het ook niet meer; bij elke update van hun risk-areas werd deze verplaatst van oost, naar west, en weer naar midden oost Oklahoma en Kansas.

We bezochten de Alabaster Caverns in noordwest Oklahoma, maar we waren laat en de grot zelf was al dicht. We gingen wandelen over de paden, om wat te doen te hebben. We hoopten o.a. nog slangen te zien. Harald kwam op een gegeven moment nog een slang tegen op het pad, maar helaas schoot het beest al weg voordat we hem konden fotograferen.

Ondertussen merkten we toch nog wat convectie op, dat wel in de TX Panhandle zou moeten hangen. We gingen weer terug naar de auto en vertrokken. We checkten later in Woodward de weerkaarten en radarbeelden, en daaruit bleek dat de convectie al aan het doodgaan was. SPC verwachtte nog steeds een MCS ergens in oost-Oklahoma, maar dan wel laat in de nacht of volgende morgen.

We zijn maar verder gereden naar Vernon, TX, en hebben daar in de Econo Lodge overnacht. Bernard heeft vandaag 554 mijl gereden, gelukkig wel min of meer in de richting van Dallas waar we dinsdag vanuit vertrekken.

3 Juni: bust in Nebraska

Vandaag hadden we hoge verwachtingen van zware onweersbuien: alle parameters leken voor centraal Nebraska goed te zijn. Er was sterke windschering, dus buien zouden mogelijk ook gaan roteren.

We hadden na onze mooie ervaring van gisteren met de LP supercel ook goede moed. We hadden in North Platte (NE) overnacht, dus we zouden vandaag niet ver hoeven rijden. We besloten iets naar het westen en noorden te rijden zodat we in centraal-west Nebraska de buien zouden opwachten.

Harald reed vandaag. We vertrokken uit North Platte en namen de I-80 west. We zouden bij Ogallala naar het noorden afslaan maar we besloten al bij het plaatsje Sutherland af te slaan zodat we een mooier uitzicht zouden hebben.

Er hing cirrus, waarin af en toe halo's te zien waren; we zagen een vrij mooie circumhorizontale boog.

Het gebied was inderdaad erg mooi; uitgestrekte glooiende heuvels met gras. We stopten onderweg bij een brug over een kleine rivier om wat te fotograferen. Al bij het uitstappen kwam ons een rotte lijkenlucht tegemoed en het duurde niet lang voordat we de bron hiervan ontdekten: een kadaver van een vrij grote schildpad (50 cm) in de berm achter ons. De kop was half verteerd; er zaten bromvliegen en maden op het schild, waar een soort geelbruine vloeistof uit liep. De stank was verschrikkelijk.

We reden verder, en werden een beetje chagrijnig door de dikke cirrus en cirrostratus die boven ons hing. Dat verhindert sterke instraling, en met niet genoeg opwarming van de grenslaag ontstaan buien niet of niet gemakkelijk. De stank van de rottende schildpad zat ook nog in onze neus, en overriekte af en toe Oscar's knoflooklucht van het eten van een pizza de dag ervoor.

De weg ging over in een stofweggetje, en het bleek dat we hier nog voor vele mijlen op moesten rijden. We hoopten dat we geen lekke band zouden krijgen.

We kwamen bij het dorpje Arthur, waar we eindelijk op internet konden checken wat er qua weer allemaal gebeurde. Dat zag er niet goed uit. De cirrus belemmerde inderdaad convectie, en hoewel de cirrus naar het oosten dreef met daarachter heldere lucht, dreef de dryline ook naar het oosten, en de zon stond al vrij laag.

We merkten wel in de buurt van Goodland (KS) diepe convectie op, ook op de radar. Omdat er verder toch niets in Nebraska te beleven was besloten we naar het zuiden te rijden.

In Imperial (NE) stopten we bij een motel, om wireless internet te gebruiken. De cel in Kansas bleek min of meer opgelost te zijn, en verder was er niets meer. In North en South Dakota was wel convectie ontstaan.

We bleven daar een tijd, en we gingen maar wat spelen. Oscar, Bernard en Harald gingen in een driehoek staan met een open flesje water op de grond, en we probeerden dan elkaars waterfles met een handbal om te gooien. Dit ging na enige tijd vervelen, dus gingen we met de bal voetballen om zo elkaars waterfles om te gooien. Ben probeerde de omvallende flessen water te fotograferen.

De zon ging onder, met wat uitgebleekt rode condensstrepen van vliegtuigen in de lucht, en dat was het wel.

We zijn verder gereden naar Goodland en hebben daar overnacht. Later bleek dat de cel ten zuiden van Goodland die wij eerder op de radar hadden gezien, nog een tornado had geproduceerd. Als de cirrus boven Nebraska niet zo uitgestrekt en dik was geweest, hadden wij wellicht ook prachtige buien gezien. Een klassieke bust, 263 mijl lang.